Parelhoenders

Helmparelhoenders zijn afkomstig uit Afrika, waar ze van oudsher leefden op warme, redelijke droge en open vlaktes met enkele bomen en struiken. In de vijftiende eeuw brachten de Portugezen ze vanuit de kustgebieden van Guinee (vandaar de Engelse naam Guineafowl) naar West Europa vanwege het vlees en de eieren. Uit de hoofdkleur (wild) zijn diverse andere kleuren ontstaan: lavendel, grijs, chamois, wit. De meeste helmparelhoenders die in ons land voor de hobby worden gehouden, hebben de oorspronkelijke wildkleur. De parelhoen is een warmbloedig dier dat goed tegen kou kan. Alleen bij strenge vorst en hevige regenval hebben ze een beschutte plek nodig. Ze kunnen in combinatie met andere dieren worden gehouden, mits ze elkaar niet teveel in de weg zitten. Buiten het broedseizoen leeft de parelhoen van nature in groepen van ongeveer 25 dieren. Het is wel lastig een onderscheid te maken tussen hennen en hanen, zeker als ze jong zijn. Maar zodra de hen een jaar oud is en geslachtsrijp, kan men door observatie van het gedrag het verschil wel zien. In het broedseizoen vormen hanen en hennen paartjes, hoewel de hanen niet altijd even monogaam zijn.

Broeden
De hen legt haar eieren op een goed bedekte plek. Daar broedt ze, meestal in of na het regenseizoen, de eieren in 26 tot 28 dagen uit. De legsels zijn behoorlijk groot: 20 tot 30 eieren. Gedurende de broedtijd wordt ze niet vergeten. Het mannetje houdt haar doorgaans goed in de gaten. Als de kuikens uit het ei zijn gekropen, kunnen ze het beste direct naar een droge plek worden gebracht, waar ze twee tot vier weken verblijven. Zelfs de ochtenddauw op het gras kan dodelijk zijn voor de hele jonge dieren.

Voeding
Het menu van helmparelhoenders is rijk aan variatie. Het zijn omnivoren. Ze woelen de grond om op zoek naar zaden en wormen. Ze eten ook slakken en spinnen, kikkers, hagedissen en muisjes. Doordat ze hoog gras, bomen en struiken ontdoen van onder meer teken, hebben ze bij sommigen weer een streepje voor op ander gevogelte. Ook zouden ze met hun lawaai ratten op afstand houden. Feit is dat ratten en parelhoenders geen vrienden zijn. Een hongerige parelhoen laat een nest met jonge ratjes niet aan zijn neus voorbijgaan. Wie volwassen parelhoenders wil bijvoeren (eigenlijk alleen in de winter nodig, tenzij ze in een ren worden gehouden) doet er verstandig aan speciale siervogelkorrel te geven. Graanmengsels zijn slechts als bijvoer geschikt tot maximaal vijfentwintig procent van de totale voeropname. In de leg- en broedperiode is het bijvoeren van granen zelfs ongewenst. Kies wel altijd voor mengsels zonder scherpe granen zoals gerst en boekweit. Ze kunnen ruim tien jaar oud worden. Mits de eigenaar in staat is de dieren op het erf te houden. Daarom luidt het advies: begin met kuikens. Voer ze kalkoenopfokkorrels, aangevuld met Amprolium ter voorkoming van coccidiose. Houd ze zes weken binnen en in de ren. Dat is de beste manier om ze aan het erf te binden. Jonge parelhoenders zijn kwetsbaar en zeer gevoelig voor vocht. Parelhoenders zijn lang niet altijd even goede moeders. Ze gaan gerust ’s avonds een boom in en laten hun kuikens op de grond. Om dit te voorkomen is een ren voor hen met kuikens zeker aan te bevelen. Een verplaatsbare loopren is helemaal ideaal. Zeker wanneer de hen gewend is aan gezelschap van soortgenoten. Ze kan dan vanuit haar ren zien waar de andere parelhoenders uithangen.